3 jun 2022
Meicirculaire 2022 bevestigt eerdere berichten: meer geld voor gemeenten in de komende jaren
Meicirculaire basis voor de komende meerjarenbegroting
Gemeenten ontvangen bijna de helft van hun inkomsten via het gemeentefonds. Voor de begroting van het komende jaar zijn ze verplicht om zich te baseren op de stand van de meicirculaire. Daarom wordt er in de gemeentehuizen reikhalzend uitgekeken naar dit document. Het goede nieuws is: de eerdere berichten van BMC over het regeerakkoord van het kabinet Rutte IV, de startnota, de maartbrief en de Voorjaarsnota, waarin extra middelen voor gemeenten werden aangekondigd, worden nu bevestigd in de meicirculaire. Voor gemeenten die zich al hebben gebaseerd op de eerdere berichten bevat de circulaire niet veel nieuws. Gemeenten die hebben gewacht tot de definitieve aankondiging in de circulaire, kunnen de verruiming van de budgetten in hun begroting opnemen. In dit artikel schetsen wij de stand van de meicirculaire ten opzichte van december vorig jaar.
Een hoger accres van bijna vijf miljard in 2025
Tot en met 2025 geldt voor de groei van het gemeentefonds de methodiek dat wanneer de rijksuitgaven stijgen, het gemeentefonds evenredig meegroeit. Omgekeerd geldt hetzelfde: dalen de rijksuitgaven als gevolg van bezuinigingen, dan daalt het gemeentefonds evenredig mee. Dit noemen we de trap-op-trap-af-systematiek. Een nadeel van deze systematiek is dat het beeld van de rijksuitgaven tussen mei en september vaak fluctueert. Omdat het kabinet Rutte IV in de jaren tot en met 2025 meer gaat uitgeven, stijgt ook het gemeentefonds evenredig mee. Gemeenten krijgen daardoor een hogere uitkering uit het gemeentefonds. Deze stijging omvat ongeveer € 1 miljard in 2022 en loopt op tot ongeveer € 5 miljard in 2025. Voor een gemiddelde gemeente van ongeveer 40.000 inwoners betekent dit een verhoging die oploopt van ongeveer € 2 miljoen in 2022 tot € 10 miljoen in 2025. Op dit accres wordt in deze periode ieder jaar € 250 miljoen in mindering gebracht voor de voeding aan het Volkshuisvestingsfonds (€ 150 miljoen) en de Woningbouwimpuls (€ 100 miljoen). Bij onze analyse van de startnota hebben wij al aangegeven dat het hier in feite een sigaar uit eigen doos betreft. De accresraming ziet er als volgt uit:
In december was al bekend dat het gemeentefonds in 2026 € 1 miljard zou stijgen ten opzichte van het jaar 2025. Dat is logisch, want gemeenten zullen in 2026 geconfronteerd worden met loonstijgingen en prijsstijgingen. Die moeten uit dit bedrag worden bekostigd. Het bedrag van € 1 miljard kwam uit op een stijging van ongeveer 3%. Dat hebben wij dit beeld meegenomen.
Vanaf 2026 een andere accressystematiek
Voor 2026 heeft het Rijk het accres (de jaarlijkse stijging) gefixeerd op € 840 miljoen voor het gemeentefonds. Dit bedrag wordt jaarlijks alleen bijgesteld met de loon- en prijsbijstelling.
Effecten vanwege de hogere inflatie
Bij de berekening van het accres bij de Miljoenennota 2022 en de startnota werd rekening gehouden met de loon- en prijsontwikkeling uit de Macro Economische Verkenningen 2022. Voor 2026 en 2027 wordt de loon- en prijsontwikkeling nu bijgesteld op basis van de ramingen van het Centraal Economisch Plan 2022. Als gevolg van de hogere inflatie vallen deze percentages nu hoger uit. De index die hiervoor wordt gebruikt is het gewogen gemiddelde van drie indices: de loonvoet sector overheid (60%), de index materiële overheidsconsumptie (20%) en de index overheidsinvesteringen (20%). De onderstaande tabel laat de verschillen zien.
Incidenteel schrappen van de oploop van de opschalingskorting
In 2012, bij de formatie van het kabinet Rutte II, werd ingezet op een opschaling van gemeenten. Deze zou moeten leiden tot besparingen door schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en minder dubbeling van taken. Daarnaast werd uitgegaan van een daling van het aantal gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken. Hiertoe zou het gemeentefonds over een periode van 10 jaar met € 975 miljoen worden gekort. De beoogde opschaling is inmiddels van de baan, maar de korting is in stand gebleven. Tot nu toe is € 300 miljoen gekort. De verhoging van de korting is de laatste jaren tot en met 2022 incidenteel geschrapt. De komende jaren is er nog een aanvullende korting ingeboekt die oploopt tot € 675 miljoen. In het regeerakkoord is afgesproken dat deze korting in ieder geval tot en met 2025 komt te vervallen. Voor een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners loopt dit (incidentele) effect op tot circa € 1,4 miljoen in 2025. In onze eerdere publicaties hadden wij dit al aangegeven. Dit effect is nu verwerkt in de meicirculaire.
Incidentele compensatie voor de jeugdzorg
Over de hogere kosten van de jeugdzorg is de afgelopen periode veel te doen geweest. In diverse publicaties hebben wij u daarover geïnformeerd, en nog steeds is er geen definitieve duidelijkheid. Vorig jaar zomer kwam de arbitragecommissie met een uitspraak dat de gemeenten gecompenseerd moesten worden voor de hogere kosten van de jeugdzorg, maar daarnaast ook zelf een aantal maatregelen moesten treffen. Daardoor zou de compensatie in de jaren erna lager uitvallen. VNG, IPO en Rijk kwamen daarna overeen dat gemeenten, vooruitlopend op de uitkomsten van de kabinetsformatie, 75% van dit compensatiebedrag alvast in hun begrotingen mochten opnemen. In het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV werd overeenkomen dat in latere jaren een bezuiniging zou worden aangebracht van € 500 miljoen op het compensatiebedrag dat door de arbitragecommissie is vastgesteld. Onder druk van de Eerste Kamer lijkt deze bezuiniging nu geschrapt. Het kabinet heeft laten weten dat het een deel van de jeugdzorg wil centraliseren, waarschijnlijk om op deze wijze toch invulling te kunnen geven aan de bezuinigingstaakstelling.
In de Voorjaarsnota had het kabinet al aangegeven dat het in lijn met de uitspraak van de arbitragecommissie additionele financiering voor de jeugdzorg beschikbaar zou stellen. Het voegt echter alleen het compensatiebedrag voor 2023 toe aan de Algemene Uitkering. Voor de jaren erna wordt er nog niets toegevoegd. Dit leidt tot het volgende beeld:
Vanuit de € 1,454 miljard is, vooruitlopend op de nadere invulling van de hervormingsagenda, € 9 miljoen overgeheveld naar de begroting van het ministerie van VWS ten behoeve van de uitvoering van de hervormingsagenda in 2023. De besteding van deze middelen vindt plaats in samenspraak met de VNG. Het overige deel (€ 1,445 miljard) is toegevoegd aan de Algemene Uitkering aan gemeenten ter compensatie van de tekorten in de jeugdzorg.
Gemeenten moeten wel inzetten op besparingsmogelijkheden voor een bedrag van € 374 miljoen. Het kabinet gaat de komende tijd met gemeenten en andere relevante partijen verder in gesprek over de Hervormingsagenda Jeugd en de beschikbaarstelling van de bedragen vanaf 2024, waarbij het advies van de Commissie van Wijzen het uitgangspunt vormt.
In het coalitieakkoord is daarnaast een extra besparing in het jeugddomein opgenomen met een omvang van € 100 miljoen in 2024, oplopend naar € 500 miljoen in 2025 en 2026, en structureel € 511 miljoen vanaf 2027. Het kabinet heeft besloten dat deze besparing een Rijksverantwoordelijkheid is. Het is aan het Rijk de besparing in te vullen met (wettelijke) maatregelen die aanvullend zijn op de beoogde Hervormingsagenda. Het gaat daarbij om maatregelen waardoor gemeenten minder middelen nodig hebben of waarbij alternatieve inkomsten gegenereerd worden door middel van de invoering van een eigen bijdrage. Ook draagt het Rijk het budgettaire risico in geval (een deel van) deze maatregelen geen of niet tijdig doorgang vinden.
€ 854 miljoen voor energietoelage minima
In de maartbrief was al aangekondigd dat er € 679 miljoen beschikbaar zou worden gesteld voor de compensatie van de gestegen energiekosten voor huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Gemeenten krijgen nu aanvullend hierop € 175 miljoen, zodat zij alle huishoudens in deze categorie de energietoelage van € 800 kunnen geven. Het totale bedrag van € 854 miljoen is voor 2022 opgenomen in de meicirculaire.
Overheveling naar de Algemene Uitkering
Diverse integratie-uitkeringen worden vanaf 2023 overgeheveld naar de Algemene Uitkering. Vanaf 2023 zal de loon- en prijsbijstelling niet meer apart vergoed worden, maar gedekt moeten worden uit het accres. Het gaat om een deel van het budget Voogdij/18+, inburgering, Wajong, regulier werk en de raadsledenvergoeding. Per saldo wordt ongeveer € 900 miljoen overgeheveld van de integratie-uitkering naar de Algemene Uitkering.
BTW-compensatiefonds
Gemeenten mogen de BTW die ze betalen declareren bij het BTW-compensatiefonds. Sinds een aantal jaren kent dit fonds een maximum. Declareren de gemeenten meer BTW dan er in het fonds beschikbaar is, dan wordt dit verrekend met de Algemene Uitkering. Wordt er minder gedeclareerd, dan wordt er een bedrag toegevoegd aan de Algemene Uitkering. In 2021 was er meer beschikbaar dan er gedeclareerd is. Daarom wordt er in 2022 € 119 miljoen toegevoegd aan het gemeentefonds. Voor een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners betekent dit een incidenteel voordeel van € 200.000,-.
Eigen bijdrage huishoudelijke hulp WMO
In het coalitieakkoord is opgenomen dat dit kabinet werkt aan een aanpassing van de eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp in de WMO. De komende periode wordt deze maatregel met cliënten, gemeenten en het Centraal Administratie Kantoor (CAK) uitgewerkt. De maatregel vraagt een wetswijziging en vergt een aanzienlijke implementatietijd, waardoor de beoogde datum van inwerkingtreding op 1 januari 2025 is gesteld. De aanpassing dient vanaf 2025 te leiden tot een taakstellende besparing van € 95 miljoen. De Algemene Uitkering wordt vanaf 2025 met dit bedrag verlaagd.
Herverdeling gemeentefonds
De effecten van de herverdeling van het gemeentefonds zijn geactualiseerd naar de stand per 1 januari 2023. Dit leidt voor de individuele gemeenten tot geactualiseerde herverdeeleffecten. Het ingroeipad is beperkt tot drie jaar. Gemeenten gaan er in 2023 maximaal € 7,50 per inwoner op vooruit of achteruit. In 2024 en 2025 is dat bedrag aanvullend maximaal € 15,-- per inwoner. Tot en met 2025 gaan gemeenten er maximaal € 37,50 op vooruit of achteruit.
Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal economische status gecombineerd met een negatief herverdeeleffect geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad. Deze gemeenten gaan er in drie jaar maximaal € 22,50 per inwoner op achteruit. Gemeenten die hiervoor in aanmerking komen moeten voldoen aan twee van de volgende drie criteria:
- Het moeten gemeenten zijn waarvan de bevolking een lage sociaal economische status heeft. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de definitie van het CBS en de definitie zoals die wordt gehanteerd in de jaarlijkse begrotingsanalyse van het ministerie van BZK.
- Het OZB-tarief is hoger dan 120% van het gemiddelde van Nederland, waarbij het tarief is gewogen op basis van de WOZ-waarde.
- De solvabiliteit ligt onder de 30%.
Recapitulatie
Resumerend geeft een en ander het volgende beeld voor de Algemene Uitkering:
Voor de decentralisatie en integratie-uitkeringen geeft de meicirculaire het volgende beeld:
Advies: niet blindstaren op een hoger accres, maar reëel inzetten
Gemeenten moeten ervoor waken om niet in de valkuil te stappen van het blindstaren op het hogere accres, om toch de bestuurlijke ambities te realiseren. Ons advies is om eerst de consequenties van de hogere inflatie goed door te rekenen. Niet alleen aannemers, maar ook verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen zullen de hogere inflatie willen doorberekenen aan de gemeenten. Het is van belang om daar een betrouwbare analyse op uit te voeren, alvorens het hogere accres voor andere zaken in te zetten.