12 sep 2023
BMC Cultuurconferentie: Samenwerking, goed opdrachtgeverschap en bovenal overtuigingskracht
7 september vormde de clipper 'Stad Amsterdam’ de entourage voor de BMC Cultuurconferentie met als thema samenwerking tussen overheden. Tijdens de conferentie ontstaat een geanimeerd gesprek over samenwerking, goed opdrachtgeverschap, kwalitatieve en kwantitatieve impact en overtuigingskracht in de culturele sector. Onvermijdelijk komt ook het onderwerp budgetten en middelen voorbij. Gasten waren Fenna van Hout (beleidsmedewerker cultuur en maatschappij, Vereniging van Nederlandse Gemeenten), Dennis Stam (MT-lid Erfgoed en Kunsten, Ministerie van OCW) en Jan-Melle Liscaljet van Cultuurfonds Almere. Gitta Luiten, partner bij BMC, reflecteert op de onderwerpen die ter sprake kwamen.
Dennis Stam (OCW) start over de samenwerking tussen het Rijk en gemeenten. Die is niet altijd gemakkelijk, constateert hij. Nederland kent 342 gemeenten, die samen meer geld aan cultuur besteden dan het Rijk. Maar cultuurbeoefening en cultureel aanbod beperken zich niet tot gemeentegrenzen. Aanbod en voorzieningen kunnen ook worden gedeeld, zoals gebeurt in de stedelijke cultuurregio’s. Stam: ‘Als je afspraken kunt maken over wie wat doet, uitgaande van regionale kracht en lokale wensen, dan ben je complementair. De verbinding tussen het Rijk en de regio’s kan zeker nog beter. Dat komt deels ook doordat een aantal regio's nog in de wachtkamer zitten, daar zijn de samenwerkingsverbanden nog niet helemaal operationeel. Maar we zijn goed op weg.’
Culturele ruggengraat
Gemeenten gaan financieel gezien een onzekere toekomst tegemoet – daarover later in dit stuk meer. De cultuursector pleit voor invoering van een culturele zorgplicht. Toegang tot een basisniveau van culturele voorzieningen zou volgens de voorstanders wettelijk verankerd moeten zijn. Kort door de bocht: als het belang van cultuur wettelijk is verankerd, komt het met de (cultuur)budgetten ook goed. Volgens Fenna van Hout (VNG) helpt een zorgplicht niet per se, al is het maar omdat het een rekbaar begrip is. Zij ziet meer heil in een fundamentele discussie op lokaal niveau over de gemeentelijke culturele ‘ruggengraat’. Gemeenten zouden volgens haar moeten bepalen waarvoor zij verantwoordelijk zijn en waarvoor niet. ‘Door de lokale culturele ruggengraat te bepalen, wordt het makkelijker om prioriteiten te stellen.’ Volgens Van Hout zou cultuureducatie, en -participatie vooral prioriteit moeten zijn. ‘Maar dat is uiteindelijk een politieke afweging die college en raad van iedere gemeente samen met hun inwoners moeten maken.’ De VNG werkt op dit moment aan een instrument om gemeenten hierbij te helpen.
Ecosysteem
Luiten kan zich goed in deze woorden vinden. ‘Ik vind ruggengraat een heel passend woord. Het focust op het culturele kapitaal (materieel en immaterieel) binnen gemeenten en regio’s en voegt er ook de wensen van inwoners aan toe: van zelf kunst beoefenen tot opleiden en bezoeken. Nu wordt er vaak te veel vanuit aanbod gedacht; vanuit subsidiestromen en gebouwen.’ Cultuureducatie en -participatie zijn de hoofdbestandsdelen van de culturele ‘humuslaag’. Educatie en participatie stellen inwoners in staat om zich cultureel te uiten en te ontplooien en zorgen ervoor dat talent kan groeien. Die humuslaag is essentieel voor een goed functionerend cultureel ecosysteem.’ Jan Melle Liscaljet van Cultuurfonds Almere onderstreepte tijdens de conferentie het belang van zo’n goed functionerend (regionaal) ecosysteem. ‘Dat systeem is nodig voor een volledig ontsloten culturele keten voor inwoners. Omdat alleen grote gemeenten een volledig ecosysteem hebben, maakt dit meteen het belang van regionale samenwerking duidelijk; zo’n ecosysteem is er meestal alleen op regionale schaal.’
Goed opdrachtgeverschap
Complementaire regionale samenwerking, focus op de culturele ruggengraat en een ontsloten culturele keten, het zijn volgens Luiten essentiële ingrediënten voor geslaagd cultuurbeleid. ‘Ik voeg er graag nog één aan toe: goed opdrachtgeverschap. Maak als gemeente (of provincie) duidelijk wat je van opdrachtnemers verwacht. In de praktijk kom ik te vaak tegen dat subsidies worden toegekend zonder dat voldoende helder is welke tegenprestaties daartegenover staan. Dat is ook niet altijd goed te omschrijven. Kwantitatieve indicatoren − hoeveel bezoekers heeft je theater of museum, hoeveel boeken leent de bibliotheek uit, hoeveel kinderen maken gebruik van de muziekles − zijn eenvoudig te tellen, maar zeggen niets over de maatschappelijke impact van cultuur. Het belang van cultuur zit vooral in die maatschappelijke impact: cultuur draagt bijvoorbeeld bij aan talentontwikkeling, positieve gezondheid, kansengelijkheid en leefbaarheid. Juist daarover moet je als gemeente en instelling het gesprek voeren.’
Verbeelding
Deze kwalitatieve indicatoren zijn misschien lastig “meetbaar”, maar wel in beeld te brengen, stelt Stam. Door de impact van cultuur zichtbaar te maken, door mensen te laten vertellen hoe cultuur hen raakt en welk effect cultuur op hen heeft. Het vertellen van dat verhaal is voor Luiten vooral een taak van culturele instellingen. ‘Natuurlijk is het nodig dat zij hun kwantitatieve indicatoren op orde hebben, dat mag je verwachten van een professionele organisatie en hoort bij de invulling van goed opdrachtnemerschap. Maar veel van de maatschappelijke impact van cultuur is, zoals al opgemerkt, kwalitatief. Die impact moet je verbeelden op een manier die zowel inwoners als bestuurders raakt. Dat vereist overtuigingskracht, maar verbeelding is bij uitstek de kracht van culturele instellingen: het is hun core business.’
Bijdrage uit andere domeinen
Tot slot nog even terug naar financiële middelen. In 2026 breekt het veelbesproken ‘ravijnjaar’ aan. Het gemeentefonds wordt kleiner en de zogenoemde opschalingskorting treedt in werking.
Hoe kunnen gemeenten zich voorbereiden op minder middelen voor cultuur? Van Hout benoemt de mogelijkheid om extra financiële middelen aan te trekken. Luiten ziet vooral ook een opgave om binnen de lokale begroting extra middelen voor cultuur te vinden. ‘Cultuur draagt bij aan verschillende beleidsdoelen. Het is niet meer dan redelijk dat ook vanuit andere beleidsterreinen die bijdrage wordt erkend en gefinancierd. Een mooi voorbeeld is de bijdrage van het Ministerie van VWS aan de regeling Samen Cultuur maken bij het Fonds Cultuurparticipatie. Als dat op lokaal niveau ook lukt, wordt de samenleving er beter van en de cultuursector ook.’
Meer Informatie
De adviseurs van BMC zetten zich in voor een sterke en zelfbewuste cultuursector, onder andere door het adviseren over beleid, strategie, visie, financiën en de maatschappelijke waarde van cultuur en erfgoed. Of het nu is als kwartiermaker, conceptontwikkelaar of als adviseur: ze zetten hun (praktijk)ervaring en hun netwerk graag in voor culturele instellingen en overheden. Meer weten? Neem vrijblijvend contact op met Gitta Luiten.