20 mrt 2025

Begroten in gemeenten: omgaan met een sluipmoordenaar en een Echternacher processie

De gemeenten zitten nu midden in de voorbereiding van de kadernota’s of voorjaarsnota’s die de opmaat zijn voor de begroting van 2026. Uit een door BMC uitgevoerde analyse van meer dan 100 kadernota's bleek dat vorig jaar al een behoorlijk bedrag aan bezuinigingen was ingeboekt. Deels ging het hier om technische maatregelen, deels had het betrekking op versobering of zelfs stopzetten van beleid. Door nieuwe tegenvallers, met name ook in het sociaal domein, was het financieel perspectief, ondanks de ingezette bezuinigingen, niet verbeterd. Het begrotingsproces krijgt daardoor het karakter van een Echternacher Processie: na iedere drie stappen vooruit, worden weer twee stappen achteruit gezet. Dat beeld is dit voorjaar niet veranderd. Deskundigen geven aan dat de rek er inmiddels wel uit is. Als er nieuwe tegenvallers opdoemen, zullen er steviger keuzes moeten worden gemaakt. En nieuwe tegenvallers liggen ook nadrukkelijk op de loer: de boveninflatoire kostenstijging in het sociaal domein zet door en de compensatie die gemeenten ontvangen voor prijsstijgingen is veelal ontoereikend om dit te dekken. Ook in het ruimtelijk domein zien deskundigen ontwikkelingen die in de toekomst kostenverhogend zullen werken: zoals de problematiek rondom de netcongestie en de stikstofproblematiek. Bovendien leidt de woningbouwopgave, naast de inzet van co-financiering, tot nieuwe structurele lasten voor gemeenten. Gemeenten voorzien nu al dat de extra gemeentefondsuitkering en extra belastingopbrengsten ontoereikend zullen zijn om deze extra structurele lasten te bekostigen. Er moet voor worden gewaakt dat deze ontwikkelingen, die geleidelijk aan een verdere druk op het  begrotingsbeeld leggen, niet een sluipmoordenaar gaan vormen voor de gemeentefinanciën. Daar staat tegenover dat de uitvoeringskracht van gemeenten onder druk staat om daadwerkelijk ook uitvoering te kunnen geven aan de genoemde ontwikkelingen. Het gevolg is dat de noodzakelijke investeringen naar achteren worden geschoven, maar daardoor in de toekomst ook duurder zullen worden. Maar de vraag is of een incidenteel financieel voordeel dat behaald wordt omdat noodzakelijke plannen niet of te laat worden uitgevoerd tegen deze achtergrond een vloek is of een zegen. Voor de toekomstbestendige financiële basis is een hernieuwd evenwicht in taken en middelen noodzakelijk, uitgaande van realistische ambities, gestoeld op een reële compensatie, binnen een robuust en realistisch opgestelde meerjarenbegroting.

De aanloop naar het ravijnjaar

Analyse huidige situatie van de bezuinigingen

2026 staat in gemeenteland bekend als het “Ravijnjaar”. Als gevolg van een aantal systeemaanpassingen in de algemene uitkering daalt de vergoeding van het Rijk aan de gemeenten met ongeveer € 2,3 miljard.  Twee jaar geleden heeft een VNG-taskforce onderzoek gedaan naar de mogelijke effecten van de bezuinigingen die dit tot gevolg heeft. Per saldo gaat het om circa 3% van de totale uitgaven van de gemeenten. 
Inmiddels zijn we bijna twee jaar verder en staat het ‘Ravijnjaar’ 2026 voor de deur. Immers, de voorbereidingen voor de begroting 2026 en de meerjarenraming 2027-2029 zijn in volle gang.  De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft BMC gevraagd om een actueel beeld te schetsen van de stand van de bezuinigingen in de Nederlandse Gemeenten. Ten opzichte van afgelopen zomer zijn er nog weinig nieuwe officiële documenten voorhanden. De plannen zijn op dit moment nog volop in voorbereiding. Voor het verkrijgen van een actueel beeld moest daarom worden teruggevallen op een kwalitatief  beeld van  direct betrokkenen in het proces.

Een wisselend palet met een rode draad

Er is niet sprake van één gemeente. De ruim 340 gemeenten die Nederland rijk is, vormen een divers palet. Problematieken die in de ene gemeente prominent spelen, kunnen in een andere gemeente niet of in een veel bescheidener vorm voorkomen. De bestuurlijke opgaven van de gemeenten wisselen. Niet alleen is er sprake van verschil in grootte, regio, sociale structuur of de mate waarin centrumtaken worden vervuld; ook gemeenten met dezelfde structuurkenmerken kunnen onderling verschillen. Dit diverse palet laat echter onverlet dat er wel sprake is van een rode draad. In dit artikel beschrijven we de rode draad, zoals we die waarnemen na bestudering van de relevante documentatie en de gesprekken met direct betrokkenen.

Beïnvloedbare ruimte: 15 á 20% van de uitgaven

Een belangrijk element bij het inventariseren van mogelijkheden voor bezuinigingen is het feit dat gemeenten te maken hebben met een groot aantal taken die hen van Rijkswege zijn opgelegd. Beïnvloedbare ruimte of beleidsvrijheid is een relatief begrip. Gemeenten hebben zich niet alleen aan wet- en regelgeving te houden, maar dienen zich ook rekenschap te geven van maatschappelijke normen.  Er bestaat dan ook geen absoluut objectieve maat voor het vaststellen van de mate van beleidsvrijheid. Dat erkent ook de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB). De Raad heeft in een adviesrapport een analyse gemaakt van het gemeentelijke takenpakket en inzichtelijk gemaakt welke factoren de mate van beleidsvrijheid bepalen.

De mate van beleidsvrijheid wordt onder meer bepaald door:

  • De mate waarin decentrale overheden de mogelijkheid hebben zelf aanvullende regels te stellen;
  • De gedetailleerdheid waarin gemeenten zich moeten houden aan uitvoeringsregels;
  • De mate waarin er besluitvormingsregels gelden waaraan de gemeenten zich hebben te houden;
  • De mate waarin gemeenten verplicht, dan wel aangewezen zijn of geheel vrij zijn in het aangaan van samenwerkingsverbanden.

Beïnvloedbaar wil alleen maar zeggen of de gemeente een eigen afweging heeft om bepaalde uitgaven wel of niet te doen en op welke termijn. Beïnvloedbaar is niet per definitie hetzelfde als “franje”. Het is zeer wel denkbaar dat de gemeente de eigen beleidsruimte gebruikt voor taken die alom noodzakelijk worden ervaren. Gemiddeld  bedraagt de beïnvloedbare ruimte zo’n 15 tot 20% van de gemeentelijke uitgaven. Dit zet een financiële opgave van 3% in een ander perspectief.  

BMC-analyse zomer 2024

De VNG-Taskforce adviseerde de gemeenten destijds om de bezuinigingen vooral te vinden op de medebewindstaken. Geadviseerd werd om inkomstenverhoging en de bezuinigingen op autonome taken, zoals sport, cultuur, economie en groen, achterwege te laten. De BMC-analyse van 2024 liet al zien dat gemeenten in hun zoektocht naar bezuinigingsmogelijkheden breder kijken dan de Taskforce een jaar eerder had geadviseerd en  ook overwegen om te bezuinigen op de autonome taken, en overgaan tot inkomstenverhogingen.


Hoe staan gemeenten er nu voor?

Voorjaar 2025: Een nagenoeg identiek beeld

In de digitale vragenlijst hebben we de respondenten (voornamelijk werkzaam bij kleine en middelgrote gemeenten) gevraagd om een verdeling te maken van de bezuinigingsmaatregelen over de verschillende beleidsterreinen. Het beeld dat hieruit voortvloeit komt in grote lijnen over met het beeld zoals dat in augustus werd geschetst. Ruim 20% van de maatregelen wordt gevonden in het sociaal domein, op de voet gevolgd door de inkomstenverhoging, wat gelet op de omvang van het beleidsterrein niet verwonderlijk is. 

Niet alleen versoberen en stopzetten

De afgelopen jaren is de eigen vermogenspositie van de gemeenten toegenomen. Van ruim € 29 miljard in 2019 tot ongeveer € 41 miljard  per ultimo 2023. Onlangs werd in een artikel in ESB in dit feit aanleiding gezien om een pleidooi te houden voor het meer realistisch begroten dan wel het interen op de reserves. Zowel in het gesprek met de controllers van de grote steden als in de digitale enquête bleek dat gemeenten in hun bezuinigingsaanpak juist van die mogelijkheden gebruik hadden gemaakt. Waar de taskforce twee jaar geleden uitging van de effecten van versoberen en stopzetten, hebben de gemeenten de afgelopen periode financieel- technische maatregelen genomen om de bezuinigingen te realiseren. 

Financieel-technisch of extra inkomsten

We hebben de respondenten gevraagd om een inschatting te maken naar de aard van de bezuinigingsmaatregelen. Omgerekend zou verwacht mogen worden dat ongeveer de helft (ca. 45%) van de maatregelen wordt gevonden in financieel-technische maatregelen (het schrappen van lucht uit de begroting, het verlengen van afschrijvingstermijnen of het meer realistisch begroten), efficiencymaatregelen of inkomsten verhoging. Dit ligt in lijn met de analyse van de kadernota’s die vorig jaar is uitgevoerd. 

Even groot deel: versoberen en stopzetten

Ongeveer een even groot deel wordt gevonden door het versoberen of stopzetten van taken. Het kan hierbij gaan om het versoberen van werkbudgetten, het verlagen van subsidies of zelfs het volledig afbouwen daarvan. Voor maar een beperkt deel wordt gekeken naar een fundamenteel andere rolneming van de gemeente, waarbij wordt gekozen voor een andere taakinvulling, en daarmee een specifieke focus waarbij ook taken niet meer in of in veel mindere mate worden uitgevoerd.

De rek is uit de begroting

Uit het gesprek met de financieel deskundigen werd aangegeven dat daarmee de rek uit de begroting is. Als dit bewaarheid wordt, dan zou dat betekenen dat er minder ruimte is om toekomstige tegenvallers op te vangen. In een artikel in Binnenlands Bestuur werd dit al eerder onderkend.

Nieuwe coalities moeten volgend jaar aan de slag


In veel gemeenten is er voor de nieuwe coalities volgend jaar na de gemeenteraadsverkiezingen nog veel werk aan de winkel. Ook hier geldt dat het palet divers is:

  • Er zijn gemeenten waar de besluitvorming over de bezuinigingen zich concentreert op 2026. Besluitvorming over bezuinigingen in latere jaren wordt overgelaten aan een volgend college en een volgende gemeenteraad. Hierbij wordt het probleem deels voor zich uitgeschoven en dit  beperkt de flexibiliteit. Het effectueren van maatregelen om te bezuinigen kost op onderdelen tijd. Het volledig afbouwen van subsidies is pas te effectueren naar minimaal 2 jaar;
  • Er zijn gemeenten die meer tijd “kopen” voor het realiseren van de bezuinigingen door de inzet van reserves. De maatregelen gaan pas effect hebben vanaf 2028 of 2029. Het gevolg hiervan is dat een exploitatietekort voor de boekjaren 2025, 2026 en 2027 voor lief wordt genomen en ten laste valt van het eigen vermogen van deze gemeenten;
  • Er zijn gemeenten waar een deel van de beleidsambities slechts incidenteel in de begroting zijn vertaald. Het structureel continueren van deze ambities gaat in latere jaren een extra druk leggen op de begrotingsruimte of maakt zelfs nieuwe bezuinigingen noodzakelijk.  Dit is overigens niet gekwantificeerd. Het lijkt erop dat dit in de grote gemeenten meer speelt dan in de kleine gemeenten. Hierin constateren we ook de aanwezigheid van een ‘sluipmoordenaar’ voor de begroting.

Breder en dieper

Wat opvalt is dat gemeenten bij het nemen van maatregelen een bredere scope hebben genomen ten opzichte van de maatregelen die genoemd staan in  het rapport Taken en Middelen in Balans. Anderzijds is er ook sprake van een veel bredere problematiek dan alleen het ravijnjaar. Die problematiek betreft zowel de ontwikkelingen in het Sociaal Domein, als in het Fysiek Domein en zetten we hierna nader uiteen.  Die bredere problematiek zal de komende jaren het financiële beeld gaan bepalen als daar geen passende oplossingen voor komen.

Sociaal Domein

Kostenontwikkeling Sociaal Domein: een molensteen

De kostenontwikkeling in het sociaal domein blijft een molensteen voor de gemeentelijke financiën. Daarover is de afgelopen jaren al veel gezegd en geschreven.  Mede als gevolg van de taakstellende besparingen vanuit de hervormingsagenda voor de Jeugd concludeerde de commissie van Ark dat de tekorten op de Jeugdzorg de afgelopen jaren verder zijn toegenomen. Ongeveer 1/3e deel van de gemeenten had in 2023 een overschot ten opzichte van de toegekende middelen. Ongeveer 2/3e deel van de gemeenten had een tekort. Nu de taakstellende besparing de komende jaren in omvang toeneemt, zal dit een forse druk leggen op de gemeentelijke financiën. Onderstaande tabel laat zien dat de besparingsdoelstelling op basis van de hervormingsagenda Jeugd verder toeneemt. Uit onze inventarisatie blijkt dat een deel van de gemeenten aangeeft dit bedrag als taakstelling in de begroting te hebben opgenomen. Dit betekent dat die gemeenten nog geen maatregelen hebben getroffen om hier invulling aan te geven. Ongeveer 1/3e deel van de gemeenten geeft aan nog geen rekening gehouden met de effecten van de hervormingsagenda.


Uit de inventarisatie van de maatregelen van vorig jaar bleek dat veel bezuinigingen in het sociaal domein betrekking hadden op het korten op preventiebudgetten, het versoberen van het armoedebeleid of het terugbrengen van de steunpunten in de buurt. Dat staat haaks op de beweging die men in het sociaal domein wil maken: van maatwerkvoorzieningen naar preventie. Het gevolg hiervan (risico) kan zijn dat deze maatregelen juist een ‘boomerang effect’ hebben en de duurdere zorg juist op termijn doen laten stijgen vanwege een verhoogde instroom.

Druk door tekortschietende indexatie 

Sinds vorig jaar groeit het gemeentefonds mee met het achtjaarlijks gemiddelde van de groei van de economie, aangevuld met het prijspeilpercentage voor het Bruto Binnenlands Product voor het lopende jaar. In de gesprekken werd aangegeven dat het PBBP-percentage onvoldoende compensatie biedt voor de kostenstijgingen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het PBBP-percentage lager uitvalt dan het gewogen gemiddelde van de loonontwikkeling bij de sector overheid en de prijsontwikkeling van de materiële overheidsconsumptie. Specifiek vallen niet alleen de kostenstijgingen in het fysieke domein de laatste jaren (veel) hoger uit, maar ook in het sociaal domein valt het zogenaamde OVA-percentage (overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling) veel hoger uit. De tekortschietende compensatie legt daardoor een (steeds grotere) druk op het financieel meerjarenbeeld van gemeenten. Daar komt bij dat de werkelijke inflatie achteraf hoger blijkt uit te vallen. Dit krijgen gemeenten niet gecompenseerd. Gemeenten die op hun beurt wel een compensatie beschikbaar stellen op basis van nacalculatie ondervinden hierdoor een nadeel.

Meerjarenprognose: veelal inflatie

Het komt vrij regelmatig voor dat gemeenten in hun meerjarenbegroting enkel uitgaan van een kostenstijging die gelijke tred houdt met de inflatie. Gemeenten zijn vrij in het kiezen van hun eigen uitgangspunten. Van de toezichthouder moet minimaal het PBBP-percentage worden gehanteerd. Het komt nog regelmatig voor dat  met volumeontwikkelingen (zoals met de jeugdzorg) of met demografische ontwikkelingen (zoals bij de WMO) niet of onvoldoende rekening wordt gehouden. Het gevolg hiervan is dat bij  het opstellen van een  nieuwe begroting  en een nieuwe meerjarenraming dit steevast leidt tot nieuwe tegenvallers die niet worden gecompenseerd.

Iedere keer weer een stap terug

Vorig jaar concludeerde BMC al dat door nieuwe tegenvallers, met name ook veroorzaakt door de  ontwikkelingen in het Sociaal Domein, gemeenten iedere keer weer een stap terug moeten doen. Ondanks het feit dat vorig jaar de oploop van de opschalingskorting werd geschrapt en gemeenten toch al rekening hadden gehouden met een positief van in te zetten bezuinigingsmaatregelen, was het structurele begrotingssaldo van de gemeenten nauwelijks verbeterd. De analyse van de jaarrekening 2023 liet al zien dat de kosten voor de Jeugdzorg, de toegang tot het sociaal domein en in iets mindere mate de WMO veel harder stegen dan de inflatie. En datzelfde geldt voor de kosten van de eigen organisatie, mede als gevolg van de uitkomsten van de cao-onderhandelingen. Als gevolg van deze zaken verbeterde het begrotingssaldo van gemeenten nauwelijks.Voor de komende meerjarenbegroting is de kans dat zich een dergelijk effect weer voordoet niet onwaarschijnlijk.

Fysiek Domein
Druk vanuit de woningbouwopgave

Er is sprake van een algeheel woningtekort in Nederland, waardoor van gemeenten wordt verwacht om bij te dragen aan het verhogen van het aantal woningen binnen de eigen gemeente. De rijksbijdrage die hiervoor wordt verstrekt gaat uit van cofinanciering door de gemeenten. De woningbouwopgave gaat echter gepaard met grote investeringen. In een tijd waarin gemeenten worden geconfronteerd met bezuinigingsmaatregelen, creëert dit een spanningsveld tussen de dringende behoefte aan nieuwe woningen om de groeiende bevolking te huisvesten en de realiteit van de beperkte financiële middelen om dit te kunnen waarborgen. Gemeenten worden daarmee gedwongen om moeilijke keuzes te maken en prioriteiten te stellen, alsmede al geconfronteerd met een beperkte uitvoeringskracht van de eigen organisatie,  wat mogelijk kan leiden tot vertragingen in woningbouwprojecten, een afname van de kwaliteit van de woningen of zelfs een volledige stopzetting van de bouwplannen.

Sociale doelstelling legt druk op de planexploitatie

Een veelgemaakte misvatting is dat de kosten van woningbouw minimaal in verhouding staan tot de opbrengsten uit grondexploitaties. Het Rijk erkent dat de woningbouwopgave veel van gemeenten verlangt en biedt daarom aanvullende middelen om deze taak te ondersteunen. Gemeenten geven echter aan dat de inkomsten uit grondexploitaties en de extra bijdrage vanuit het Rijk nog altijd niet toereikend zijn voor de totale kosten van de woningbouwopgave. Gemeenten zijn verplicht om een bepaald percentage van nieuwbouw beschikbaar te stellen voor sociale huur, middenhuur of betaalbare koopwoningen. Door de lagere vraagprijs van deze woningen in vergelijking met de woningen in de vrije sector, worden vanuit deze grondexploitaties minder inkomsten gegenereerd.

Netcongestie en stikstof werken kostenverhogend

Er zijn echter nog externe factoren gesignaleerd die druk uitoefenen op de realisatie van de woningbouwopgave en daarmee ook de financiële begroting van gemeenten. Zo is er een brede consensus onder gemeenten dat de ontwikkelingen rondom netcongestie, de stikstofproblematiek, verduurzamingsopgave en de structureel groeiende kosten ervoor zorgen dat gemeenten steeds meer moeite hebben met het realiseren van de woningbouwopgave. 

Additionele groei-investeringen leggen een structurele druk op de gemeentebegroting

Naast de investering in de woningbouw, moet ook geïnvesteerd worden in bijbehorende infrastructuur zoals wegen, openbare verlichting en riolering, maar ook in kapitaallasten van sport, onderwijs, welzijnsvoorzieningen en culturele voorzieningen. Dit legt extra druk op het structurele meerjarenbeeld. Immers, de kosten van onderhoud en kapitaallasten van de infrastructuur en voorzieningen zullen stijgen. Tevens zullen meer inwoners ook een groter beroep doen op voorzieningen als zorg, onderwijs, sport en cultuur, wat leidt tot hogere exploitatiekosten van deze voorzieningen. Er zijn nu al gemeenten die aangeven dat extra inkomsten die worden verkregen uit het gemeentefonds en de OZB ontoereikend zijn om deze extra kosten te dekken. Hierbij gaan de lasten voor de baten uit. Wordt er onvoldoende geïnvesteerd om deze groei op te vangen, dan legt de uitbreiding een (te) grote druk op de voorzieningen in de bestaande stad. 

Reconstructie oude wijken

Naast de nieuwe woningbouwopgave moet bestaande woningbouw ook worden aangepakt en gereconstrueerd. Veel van deze wijken hebben verouderde infrastructuur, verouderde woningen en voorzieningen die niet meer voldoen aan de huidige eisen en standaarden. Hierbij speelt ook een verduurzamingsopgave. De noodzakelijke investeringen in het renoveren en verbeteren van de oudere wijken zullen nog meer druk leggen op de financiële ruimte van gemeenten, die al geconfronteerd worden met de hoge kosten van de woningbouwopgave.

Vervanging civiele infrastructuur

TNO heeft in 2023 een prognose gemaakt van de kosten die de komende decennia gepaard zullen gaan met de vervanging van de civiele infrastructuur in Nederland.  TNO verwacht dat jaarlijkse kosten gaan oplopen van ongeveer € 2,4 miljard per jaar in de periode 2021 – 2030 naar € 2,9 miljard per jaar in de jaren 2030 – 2040. Vanaf 2040 zullen de jaarlijkse vernieuwingskosten jaarlijks naar verwachting meer dan € 3 miljard per jaar bedragen tot circa € 3,7 miljard per jaar aan het eind van deze eeuw. Ongeveer 55% van deze kosten komen voor rekening van de gemeenten. 

Noodzakelijke vervanging voldoende in beeld?

Op de vraag of deze noodzakelijke vervanging op termijn voldoende in beeld is, wordt wisselend geantwoord. Het heeft er alle schijn van dat deze opgave in de grote steden zwaarder wordt beleefd, dan in de kleinere en middelgrote gemeenten. Waar gemeenten zich wel over de hele linie zorgen over maken zijn de benodigde middelen voor de onderwijshuisvesting voor de middellange termijn. 

Verbonden partijen

Een belangrijk deel van het gemeentelijk takenpakket wordt uitgevoerd door verbonden partijen: instellingen zoals gemeenschappelijke regelingen of vennootschappen, waar de gemeente een bestuurlijk en financieel belang in heeft. Bezuinigingen op het takenpakket van de verbonden partijen, zoals de veiligheidsregio, de omgevingsdienst of de GGD, hebben wel degelijk maatschappelijke impact. Immers zij voeren een taak uit ten gunste van de gemeenten. Anderzijds onderkennen de gemeenten de complexiteit om de bezuinigingen door te vertalen naar deze instellingen, omdat hiervoor een meerderheid noodzakelijk is van de deelnemende gemeenten. Ook de Raad voor het Openbaar Bestuur onderkende dat mechanisme bij de bepaling van de mate van beleidsvrijheid van gemeentelijke taken. 

Algemeen beeld

Veenbrand onder de gemeentebegroting

De afgelopen paar jaren hebben de gemeentefinanciën in het teken gestaan van het Ravijnjaar 2026: een lagere gemeentefondsuitkering dan in de jaren daarvoor. Niettemin is er al langer een veenbrand gaande onder de oppervlakte van de gemeentebegroting, die tot nu toe redelijk buiten het zicht is gebleven. Immers de afgelopen jaren schreven de gemeenten in hun jaarrekening steevast zwarte cijfers. Naar verwachting zullen die effecten, door de lagere gemeentefondsuitkering, de komende jaren veel nadrukkelijker aan de oppervlakte komen in de vorm van rode cijfers op de exploitatie.

Sluipenderwijs interen

Gebrek aan reële compensatie, een boveninflatoire kostenstijging en investeringen die structureel een beslag leggen op financiële ruimte vormen een sluipmoordenaar voor de begroting. Sluipenderwijs wordt in menig gemeente  ingeteerd op de “regelruimte” en de flexibiliteit binnen de begroting. Met andere woorden, de mate van beleidsvrijheid en mate van beïnvloedbaarheid van de gemeenten op de eigen begroting wordt steeds stapje voor stapje kleiner. Dit mede als gevolg van de overdracht van taken van het Rijk naar gemeenten, alsmede de verplichtingen die daaruit vloeien. 

Echternacher processie

Vorig jaar liet al zien dat wanneer  bezuinigingen zijn gerealiseerd, of ingeboekt, de gemeenten vaak weer op achterstand worden gezet door nieuwe tegenvallers. Deels wordt dit veroorzaakt doordat er naar de toekomst toe onvoldoende robuust wordt begroot. De financiële strategie heeft daardoor veel weg van een “Echternacher Processie”: drie stappen vooruit, twee stappen achteruit. 

Gebrek aan uitvoeringskracht: vloek of zegen?

De investeringen in gemeenten blijven vaak achter bij de planning. Ambities worden daardoor doorgeschoven naar de toekomst. In de jaarrekening leidt dit weliswaar tot een incidenteel overschot. Maar resulteert in een relatief lage realisatiegraad op investeringen. We kunnen de ogen er niet voor sluiten dat hierdoor maatschappelijke problemen later dan gewenst worden aangepakt en wellicht leiden tot escalatie en daarmee zorgen voor meer kosten in de nabije toekomst. Dit fenomeen blijft niet beperkt tot het fysieke domein. Ook in het sociaal domein, zowel bij de Jeugdzorg, als bij de WMO zien we signalen dat de uitvoering stagneert omdat er onvoldoende arbeidspotentieel voorhanden is.  

Opmaat naar een gezond perspectief: hernieuwde balans in taken, organisatie en middelen

De terugloop in middelen met ingang van 2026 vraagt om een hernieuwde balans in de driehoek taken, organisatie en middelen. Deze drie elementen beïnvloeden elkaar en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Door een aantal factoren, onder meer beschreven in dit artikel, is die balans uit evenwicht geraakt. Gemeente en Rijk zullen samen op zoek moeten om die balans structureel te herstellen. Voor die balans is onder meer nodig:

  • Evenwicht in taken en middelen: Voor de taken die in opdracht van rijk moeten worden uitgevoerd moeten voldoende middelen worden uitgetrokken om deze taken uit te voeren
  • Realistische ambities: Rijk en gemeenten zullen over en weer realisme moeten betrachten in hun ambities. Niet taken delegeren aan gemeenten om ze vervolgens in te kaderen met strakke uitvoeringsregels, zonder daarvoor de benodigde middelen beschikbaar te stellen. Anderzijds zullen gemeenten ook de beperkingen van hun eigen uitvoeringskracht onder ogen moeten blijven zien. Overschatting van de eigen uitvoeringsambities leidt tot overschotten in de jaarrekening en compliceert de discussie over wat daadwerkelijk benodigd is aan financiële compensatie
  • Voldoende compensatie: De compensatie dient een afspiegeling te zijn van de kostenstijging waar gemeenten mee geconfronteerd worden.  
  • Robuust en realistisch begroten: Niet weglopen voor de kosten die noodzakelijkerwijs op je afkomen. Dat geldt zowel voor de ontwikkelingen in het sociaal domein, als voor de uitgaven in het fysiek domein. 

Verantwoording

Dit artikel is gebaseerd op openbare documenten aangevuld met de uitkomsten van een rondetafelgesprek met de concerncontrollers van de 100.000+ en een digitale enquête die is uitgezet onder de leden van het netwerk van concerncontrollers van gemeenten (RPO-netwerk), het netwerk van controllers van kleine gemeenten (K80) en het netwerk van controllers van middelgrote gemeenten (M50).
 

Geraadpleegde literatuur

BMC, augustus 2023, Taken en Middelen in Balans
BMC, september 2024, Financieel perspectief van gemeenten nauwelijks verbeterd;
BMC, Jaarrekening 2023: meeste gemeenten schrijven zwarte cijfers, september 2024
BMC, 1 maart 2023, Naar een structureel sluitende begroting met strategische heroriëntatie
Raad voor het Openbaar Bestuur, 2019, Beleidsvrijheid geduid;
TNO, Landelijk prognoserapport vervanging infrastructuur, 2023
Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd, Groeipijn, 2025
Budding e.a. in ESB Veel gemeenten kunnen met inzet onderuitputting en reserves ravijn oplossen
VNG, Taskforce Taken en Middelen, september 2023

 

Meer weten?

Neem contact op met een van onze adviseurs

Erwin Ormel managing consultant 06 - 10 63 16 53
Herman Uffen managing consultant 06 - 12 84 77 59
Björn Peters Financiën en bedrijfsvoering trainee financiën en control

Gerelateerde artikelen

PUBLICATIE FINANCIEN-EN-BEDRIJFSVOERING BESTUUR-EN-BEDRIJFSVOERING BESTUUR-EN-ORGANISATIE