2 feb 2023
In vier stappen naar impact voor jeugdhulp en onderwijs
Een goede samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp is in veel gemeenten en (jeugdhulp)regio’s nog geen vanzelfsprekendheid. Omdat een goede samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp belangrijk is voor kinderen om zich optimaal te ontwikkelen, gaan managing consultants Rolf Snaterse en Liesbeth Sturing, samen met tal van andere BMC-collega’s, de uitdaging elke keer graag aan en ontwikkelden daarvoor een eigen aanpak.
Complex probleem
Het vormgeven van een goede samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp is vaak complex. Complex omdat het een (maatschappelijk) probleem is, waarvoor geen pasklaar antwoord is. Vaak gaat het om sectoren of organisaties die moeten samenwerken, terwijl ze dat niet zijn gewend, er is weerstand op meerdere niveaus en de budgetten zijn streng gescheiden.
‘We zien op veel plekken dat zo’n samenwerking niet op rolletjes loopt. Kinderen en ouders hebben daar last van, omdat ze bij allerlei verschillende loketten moeten zijn. Maar ook professionals in de jeugdzorg, samenwerkingsverbanden en scholen hebben er last van. Zo is niet altijd duidelijk of en hoe hulp thuis en op school goed op elkaar aansluiten en hoe deze elkaar ondersteunen. Ook is er onduidelijkheid over de wijze van financiering van de ondersteuning. Daar is samenwerking voor nodig’, aldus Sturing.
Mix voor de meeste impact
Met hun collega’s ontwikkelden Snaterse en Sturing in de praktijk een aanpak waarin BMC samen met alle stakeholders tot creatieve en voor de regio passende oplossingen komt. Sturing: ‘Het is een mix van diverse werkwijzen en draait altijd om het maken van de meeste impact. Als je BMC vraagt voor een complex probleem op het snijvlak van onderwijs en jeugdhulp, dan kun je ervan uitgaan dat dezelfde elementen altijd terugkomen in onze aanpak.’
In diverse regio’s, zoals de Achterhoek, Eemland, Rivierenland, Zuidoost Utrecht, Foodvalley, de bovenregionale samenwerking Utrecht gebruikte BMC deze aanpak bij bijvoorbeeld het opstellen en uitvoeren van ontwikkelagenda’s. Hierin slaan onderwijs en gemeenten (jeugdhulp) of inkoopregio’s jeugdhulp de handen ineen om ervoor te zorgen dat de kinderen in hun regio zich zo optimaal mogelijk kunnen ontwikkelen. Snaterse: ‘Je ziet in onze aanpak verschillende werkwijzen terugkomen. Denk aan onderdelen van Design Thinking en Aanpakken met Impact: we zijn gaan combineren en experimenteren en hebben een manier van werken ons eigen gemaakt.’ Sturing vult aan: ‘Opvallend is dat wij op verschillende plekken deze aanpak toepassen, en hoewel de werkvormen soms anders zijn, blijven de basisprincipes altijd hetzelfde.’
Hoe ziet de BMC-aanpak eruit?
De aanpak van BMC bestaat uit vier stappen: onderzoeken, begrijpen, bedenken en uitproberen. De eerste twee stappen vragen de meeste tijd.
Stap 1: Onderzoeken: wat is het probleem en wie heeft er last van?
Wat BMC-adviseurs vaak tegenkomen in de praktijk, is dat er een probleem wordt gesignaleerd en daarbij een oplossing wordt bedacht. De fase van onderzoek wordt regelmatig overgeslagen. Snaterse: ‘Het is echter van belang dat er wordt gekeken naar data en wordt vastgesteld voor wie het nu écht een probleem is. Met alle betrokken partijen brengen we daarom eerst in kaart waar het om gaat. De fase begint met het aan tafel krijgen van alle partijen. Dus: wie hebben we al aan tafel? Wie missen we en zouden we erbij willen hebben?’
Als dat helder is en iedereen zich heeft gecommitteerd aan de opdracht, buigt de groep zich over de vraag: Wat is het probleem daadwerkelijk? Snaterse: ‘Is het een probleem of een aanname? Welke factoren spelen een rol? Wat weten we nog niet? Welke informatie kunnen we erbij halen? Speelt het probleem landelijk? En vooral: Wie heeft er last van het probleem? Dat is misschien wel de belangrijkste vraag. Door te starten met veel vragen krijg je een beeld van een algemene situatie.’
Alle informatie wordt verzameld en in beeld gebracht in een zogenaamde startfoto. Daarbij ondersteunen de BMC-collega’s van Data en Dienstverlening. De startfoto helpt om een gezamenlijk beeld te krijgen van de situatie en vormt de basis voor stap 2. Klik hier om de afbeelding te vergroten.
Stap 2: Begrijpen: voor wie lossen we welk probleem op?
In stap 2 wordt de in stap 1 verzamelde data geduid en gekeken of iedereen elkaar begrijpt. In deze fase speelt de vraag ‘Als we dit doen en met deze oplossing aan de slag gaan, voor wie is het dan een oplossing?’ een sleutelrol.
Snaterse: ‘Het gebeurt dat ouders soms aan meer dan vijf partijen hetzelfde verhaal moeten vertellen. Bij de intern begeleider, de schoolmaatschappelijk werker, het samenwerkingsverband, de gemeente, een hulpverlener. Terwijl zij eigenlijk snel begeleiding nodig hebben voor hun kind. Voor wie los je dus uiteindelijk een probleem op? Ik zou denken voor de ouders en het kind. En tegelijkertijd profiteren de leerkracht en hulpverlener dan ook.’
In fase 2 wordt dus gekeken naar wie welk probleem heeft en wat moet worden opgelost. Sturing: ‘In deze fase gaat het vooral over inleven. Een ouder of kind ervaart vaak een ander probleem dan een leerkracht, intern begeleider of jeugdzorgprofessional van het wijkteam.’
Stap 3: Bedenken: welke oplossingen kunnen we bedenken?
Als de analyse uit stap 2 helder is, is de volgende vraag wat de oplossing zou kunnen zijn. Dit is stap 3. Snaterse: ‘Dat zijn er vaak heel veel, maar door heel goed de analyse te gebruiken en te bedenken voor wie je het probleem oplost, heb je meteen een checklist. Is het een oplossing voor ouders? Voor kinderen? Voor de leerkracht, hulpverlener of wethouder? Voor iedereen? Als je als antwoord krijgt dat het kind weinig aan de oplossing heeft, moet je je de vraag stellen waarom je dan voor deze oplossing zou kiezen.’
Via bewustwording en met inbreng van alle partijen wordt op een gedegen manier en in een rustig tempo naar een oplossing toegewerkt. Het is belangrijk dat alle partijen worden gehoord en betrokken en dat iedereen meedenkt. ‘Iedereen is eigenaar en met zijn allen kun je goed duiden van wie het probleem echt is. Dan krijg je een heel ander gesprek. En een betere oplossing’, aldus Sturing.
Omdat vaak toch bestaande oplossingen eerst aan bod komen, worden tafelgenoten daarna uitgedaagd om te gaan ‘vrijdenken’. Snaterse: ‘Wij zeggen dan: Stel dat er geen limieten zijn, zijn er dan nog andere oplossingen die je kunt bedenken? En misschien zijn het zelfs wel oplossingen waarvan je niet weet wat de uitkomst is. In deze fase kan dat en is het soms ook nodig.’ Om dat helder in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld een canvasblad.
Wat Snaterse en Sturing in stap 3 regelmatig zien, is dat betrokken partijen vastlopen in oude denkpatronen. Sturing: ‘Op het moment dat er een oplossing wordt aangedragen, kijkt men vooral naar redenen waarom dit niet zou kunnen of kijkt men naar bestaande structuren. Dan zeggen wij: 'Laten we onderzoeken of het voor jou ook werkt’. Dat is de toegevoegde waarde van BMC. Omdat wij in het hele land werkzaam zijn, weten wij dat er op veel verschillende plekken al werkende oplossingen zijn gevonden. Een voorbeeld is de toolbox proeftuinen OZA. En kunnen wij zeggen: ‘Elders doen ze het al en daar werkt het. Dat kan hier dus ook!’
Wat ook voorkomt, is dat de betrokkenen overweldigd raken door alle oplossingen die op tafel komen. Dan komt het aan op keuzes en focus. Om de oplossing te kiezen met de grootste impact, gebruiken BMC-adviseurs een simpel impact-kwadrant.
Sturing: ‘Het vraagstuk is vaak complex en speelt zich af in meerdere lagen. Het kwadrant helpt om focus aan te brengen. Je kunt namelijk met alle oplossingen aan de slag, van uitvoerend tot strategisch niveau, en van lokaal tot bovenregionaal, tot zelfs landelijk. Het kwadrant helpt ons om keuzes te maken, omdat je dat doet op basis van de impact die je wilt maken. Je zoekt uit waar je het meeste impact maakt en daar kies je voor om dat vorm te geven. Een aantal oplossingen samen vormt een praktische ontwikkelagenda.’
Stap 4: Uitproberen: hoe werkt de oplossing die we hebben bedacht?
Stap 4 gaat om de uitvoering van de samen gekozen oplossingen, waarbij het kwadrant uit stap 3 helpend is. In deze fase wordt gekeken of deze echt werken.
BMC begeleidt regelmatig regio’s bij het uitvoeren van een ontwikkelagenda, maar soms gaan de regio’s zelf aan de slag. Sturing: ‘We geven altijd handvatten mee om het proces goed te toetsen en te evalueren. Stap 4 gaat over toetsen van oplossingen en bijstellen. Doorgaan of aanpassen. De aanpak is circulair;. werkt het niet, dan kun je terug naar de vorige stappen.’
Meer weten of contact?
Bij BMC geloven we dat we met deze aanpak meewerken aan oplossingen die echt impact maken op de ontwikkelkansen van kinderen. Wilt u meer weten over wat we voor u kunnen betekenen in de samenwerking onderwijs-jeugdhulp? Neem dan contact op met Liesbeth Sturing of Rolf Snaterse.