31 jul 2023
Ervaringsdeskundigheid: afvinken of serieuze zaak?
Gemeenten, provincies en rijksoverheid moeten aan de slag met het VN-verdrag Handicap. Een uitdaging, want voor blijvende verandering moet je anders kijken, denken en doen. In deze blogreeks geeft April Ranshuijsen, adviseur en projectleider inclusie bij BMC, inzicht in drie leidende principes. In de eerste blog het verschil tussen beperking en handicap en waarom het belangrijk is dit verschil te kennen. Opgevolgd door de tweede blog over hoe bij design for all niemand meer gehandicapt hoeft te zijn. Maar hoe kom je als gemeente nu tot een goede inclusieagenda? Volgens Ranshuijsen niet zonder de kennis en deskundigheid van de doelgroep. Daarover gaat haar laatste blog in deze reeks.
In mijn vorige blogs nam ik het begrip ‘handicap’ op de schop. Want wat is eigenlijk ‘gehandicapt’ als je wat jou betreft alles kunt, als de omgeving er maar op ingericht is? Niet de persoon met een fysieke aandoening heeft een beperking, maar de wereld om hem heen is te beperkt om die persoon volwaardig te laten deelnemen. Hopelijk zijn dit inspirerende gedachten voor overheden die met een inclusieagenda aan de slag gaan.
Het opstellen van zo’n inclusieagenda vergt dus een andere manier van kijken naar de omgeving. Met een frisse, onconventionele blik. Niet alleen de blik van mensen die fysiek gezond zijn. Nee, laat juist iemand meekijken die gewend is beperkt te worden door de grenzen van de fysieke ruimte om hem heen. Daarom zouden overheden er goed aan doen om ervaringsdeskundigen erbij te betrekken.
Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want welke ervaringsdeskundige betrek je dan? Hoe vind je ze? Wanneer doe je het goed? Dit zijn vragen die ik vaak krijg van organisaties die mij vragen om input vanuit mijn ervaringsdeskundigheid. Laten we eerst inzoomen op het gebruik van de term ‘ervaringsdeskundige’. Deze wordt naar mijn idee vaak onvoldoende doordacht gebruikt, terwijl je voor het goed betrekken van mensen duidelijk moet weten waar je het precies over hebt.
Ervaring, kennis en kunde
Grofweg kun je drie typen inbreng op basis van ervaringen onderscheiden. Deze typen zijn naar mijn mening ook alle drie waardevol en verdienen een heldere plek in het gemeentelijk beleid.
Ervaringsverhalen
Als eerste zijn er de eigen ervaringen. Deze persoonlijke verhalen geven de doelgroep een gezicht. Ook geven ze inzicht en houden ze je als beleidsmaker scherp om te blijven voelen en zien voor wie je beleid maakt en waarom.
Een mooi voorbeeld hiervan is het verhalencarrousel waar ik bij was. Hierbij vertelden jongeren hoe zij de jeugdzorg hebben ervaren. Je voelde dat er iets veranderde bij de ambtenaren en bestuurders in de zaal. De verhalen, waarbij de impact op de gevoelswereld en het zelfbeeld van de jongeren duidelijk werd, maakte indruk. Vaak op pijnlijke en confronterende wijze. Maar ook in positieve zin. Je ziet ineens hoe ogenschijnlijk kleine dingen belangrijk zijn om vol te kunnen houden of die volgende goede stap te zetten.
Ervaringskennis
Deze persoonlijke verhalen worden ervaringskennis wanneer iemand in staat is op de persoonlijke ervaringen te reflecteren. Welke inzichten heeft iemand van die ervaringen gekregen? Over zichzelf, over de ontwikkeling die hij doormaakt, over de situatie. Wanneer je de verschillende inzichten en reflecties van mensen met ervaringskennis bundelt, helpt dit om een overkoepelend beeld te krijgen.
Dit ontstond bijvoorbeeld tijdens een interviewsessie waarbij mensen met een arbeidsbeperking én ervaringskennis werden geïnterviewd. Zo waren er veel overeenkomsten tussen de manieren waarop mensen de hobbel tot werk hadden genomen, maar er waren ook overeenkomsten tussen de randvoorwaarden om vervolgens succesvol aan de slag te gaan. Deze inzichten hielpen bij het maken van nieuw beleid.
Ervaringsdeskundigheid
Het derde type is ervaringsdeskundigheid. Dan heb je het over iemand die in staat is om de eigen ervaringskennis in combinatie met ervaringskennis van anderen over te brengen op een deskundige manier. Het doel is deze kennis in te zetten voor een meer algemeen belang van anderen. Dat kan vanuit een professionele en vrijwillige rol.
Sommige gemeenten of ministeries nemen professionals aan die ervaringsdeskundige zijn en dit als extra kwaliteit kunnen inzetten. Dat kan via loondienst of een contract als externe. Keer op keer wordt deze ervaringsdeskundige collega als een extra meerwaarde ervaren, zowel door collega’s als management. Het maakt nu eenmaal meer indruk als je eigen collega iets vertelt of uitlegt. En nog directer is het als je zelf ervaart tegen welke obstakels jij samen met je collega aanloopt. Zoals een teamsessie in een ontoegankelijke ruimte terwijl je collega in een rolstoel zit. Of interne software die niet goed bruikbaar is met een visuele beperking. Ook kan je als gemeente samenwerken met een georganiseerde belangenbehartiger die (deels) bestaat uit ervaringsdeskundigen.
Netwerk bouwen
Het bestaande netwerk van mensen met ervaringskennis en -deskundigheid verschilt per gemeente. Van enkele vrijwilligers die al lange tijd in beeld zijn tot goed lopende platforms met formele samenwerkingsafspraken.
“Waar vind ik deze mensen? Er bestaat geen lijstje met ervaringsdeskundigen. Die paar mensen die al twintig jaar hetzelfde riedeltje afdraaien zijn onvoldoende representatief. We zijn een kleine(re) gemeente, dat maakt het extra lastig. Het kost veel tijd, die hebben we niet. Bestaan er geen organisaties die de juiste informatie kunnen leveren?”
Bovenstaande reacties hoor ik regelmatig. Ik snap dat je niet met één druk op de knop mensen tevoorschijn tovert. Die ook nog passen bij jouw vraagstuk. Tegelijkertijd zie ik dat het betrekken van mensen vaak te laat in beeld komt. Wat leidt tot de snelle oplossing: volgende keer beter doen. Maar nergens wordt dit geborgd en dus blijft dit patroon zich herhalen. Zo worden heel wat kansen gemist.
De oplossing: investeer en bouw een netwerk. Maak daarbij gebruik van lokale en landelijke (belangen)organisaties. Zoek sleutelfiguren, die vaak een groot (lokaal) netwerk hebben en graag meehelpen. Ga langs bij sport- en culturele activiteiten of evenementen en maak je vraag zichtbaar. Gebruik de contactmomenten met Wmo-klanten. Roep op in het lokale huis-aan-huisblad. Werk samen met (kleinere) buurtgemeenten. Maak gebruik van professionals met specifieke deskundigheid, die ook samenwerken met de mensen om wie het gaat. Wees creatief.
Van goede intenties naar doen
Tijdnood? Gebrek aan menskracht? Ingewikkeld? Allemaal geldige redenen om bovenstaande goede intenties nog even door te schuiven. Althans, voor dat moment. En in die specifieke situatie. Precies hierom is de wettelijke verplichting tot inzet van ervaringskennis en deskundigheid nodig. Kiest jouw gemeente voor de minimale variant en het kunnen ‘afvinken’ of voor een serieuze insteek? Zodat het recht doet aan de bedoeling. Ga je voor het laatste, dan vraagt dat een duidelijke leidraad, voor de hele gemeentelijke organisatie.
Een aantal onderdelen die daar wat mij betreft in moeten zitten: toelichting op ervaringsverhalen, ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid, wat je als gemeente al doet en waar je naar toe wilt, hoe je dat wilt aanpakken, een tijdspad en eventuele budgettaire gevolgen en neem vooral ook mee hoe om te gaan met vergoedingen, zodat dit voor iedereen duidelijk is.
Op naar de mooie uitdaging voor uw organisatie om deze manier van denken en doen een goede plek te geven.
Over de auteur
April Ranshuijsen ondersteunt als projectleider en adviseur inclusie gemeenten, provincies en Rijksoverheid. Ze helpt organisaties bij diversiteit- en inclusievraagstukken en bij het maken en uitvoeren van inclusief beleid. April is vooral bekend als expert en inspirator op gebied van het VN-verdrag Handicap. In Nederland is het nog lang niet altijd vanzelfsprekend dat mensen met een beperking gelijkwaardig kunnen deelnemen. Dit werkt kansenongelijkheid in de hand. April is naast adviseur voor BMC ook gemeenteraadslid in Nijmegen. Ook is ze zelf ervaringsdeskundige als het gaat om inclusie, doordat ze vanwege een spierziekte in een rolstoel zit.