11 dec 2023
Directie vormt drijvende kracht voor Omgevingswet
Implementatie Omgevingswet als vliegwiel voor maatschappelijke en organisatorische opgaven
Interview met Evelyn Bontekoe Janssen en Jeanette Caenen
Op 1 januari 2024 gaat de Omgevingswet in. De uitvoering vraagt het nodige van gemeenten. De focus ligt tot nu toe vooral op het minimaal noodzakelijke om vanaf 1 januari te kunnen blijven werken. Logisch, vinden BMC-adviseurs Evelyn Bontekoe en Jeanette Caenen. Tegelijkertijd zien zij dat hierdoor kansen blijven liggen. ‘De Omgevingswet kan directeuren juist helpen bij het strategisch aanpakken van opgaven als krapte op de arbeidsmarkt en de woningbouwopgave.’
De wettelijke vereisten voor de invoering van de Omgevingswet richten zich met name op de ICT en juridische gevolgen. ‘Dit blijkt op zichzelf al lastig en omvangrijk’, aldus Caenen. ‘Het zal dan ook niemand verbazen dat vakspecialisten vooral hiermee bezig zijn geweest. Maar dit betekent ook dat de langetermijnvisie op samenhang tussen verschillende thema’s bij veel gemeenten uit beeld is geraakt.’ Bontekoe vervolgt: ‘Het realiseren van doelen op het gebied van woningbouw, energietransitie en klimaatadaptatie loopt nu vaak vast in de bestaande manier van denken en werken binnen de gemeente. Je kunt als directie de Omgevingswet gebruiken om je strategische doelen en uitvoering beter op elkaar aan te laten sluiten.’
Gezamenlijke aanpak beleid en juristen
De Omgevingswet op zichzelf verandert niets aan de ambtelijke organisatie. ‘Er staat niets in de wet over de afstemming tussen beleid en uitvoering’, verduidelijkt Bontekoe. ‘Dat kun je als gemeente juist helemaal naar eigen inzicht vormgeven. De wet vraagt wél een aanpassing van het werkproces bij vergunningen. Dat is een kans voor beleid en juristen om samen stil te staan bij de doelstellingen voor participatie, bij standaardisering van toetsingscriteria en bij het afwegen van een initiatief.’ ‘Deze integrale, in plaats van volgordelijke, aanpak is ook op andere plekken waardevol’, vult Caenen aan. ‘Alleen al vanuit de krapte op de arbeidsmarkt, om teams zo soepel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. Onderzoek naar de rol van digitalisering en het effect van raadsbesluiten op de hoeveelheid werk bij ambtenaren kunnen hierin een plek krijgen. Het vraagt overzicht, strategische kennis en financieel mandaat om hierin goede doelen te stellen en de organisatie gericht aan te sturen.’
Integrale visie
De integrale benadering van de Omgevingswet komt terug in de omgevingsvisie, waarin gemeenten ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vastleggen. De beoogde verbinding tussen het fysieke domein en andere domeinen is belangrijk, ziet Caenen. ‘Dit zorgt er namelijk voor dat het geheel van het gemeentelijk beleid beter op elkaar aansluit. Daar profiteren inwoners weer van, omdat zij minder hoeven te zoeken en er minder tegenstrijdige regels zijn.’ Die verbinding kan volgens Bontekoe op een logische basis. ‘Koppel de omgevingsvisie voor het fysieke domein bijvoorbeeld aan onderwerpen uit het sociaal domein, zoals gezondheid, wonen, zorg en een veilige en gezonde leefomgeving. Dat is niet makkelijk, maar het kan wel.’
Omslag in denken en doen
Als de randvoorwaarden voor invoering van de Omgevingswet staan, kunnen gemeenten aan de slag met implementatie. Met het omarmen van en werken aan het gedachtegoed van de wet. Dit gaat gepaard met een cultuuromslag van het ‘hoe’ naar het ‘wat’. Van focus op het proces, naar focus op het resultaat. Volgens Bontekoe illustreert de wijze waarop participatie is ingericht die kanteling. ‘Vanaf 1 januari 2024 is de aanvrager bij een vergunningaanvraag verantwoordelijk voor de participatie. Of het nou gaat om een dakkapel of een hele nieuwbouwwijk. Die participatie is volledig vormvrij, maar veel gemeenten houden zich toch bezig met “hoe” de aanvrager aan participatie doet. Ze stellen handreikingen op met tips en adviezen over hoe participatie ingericht kan worden en wie daarbij betrokken moeten zijn. Inwoners zijn geneigd zich vanwege de kans op succes aan die handreikingen te houden. Innovatieve manieren om de participatie vorm te geven krijgen daardoor nauwelijks kans.’ Caenen vindt het logisch dat gemeenten zich met de vorm van participatie bezig willen houden. ‘Ze willen niemand over het hoofd zien en de initiatiefnemer helpen. Maar de wet draait juist ook om een nieuwe rolverdeling tussen inwoner en overheid. De gedachte is dat een inwoner prima zelf weet wie hij op welke manier bij zijn aanvraag moet betrekken. Gemeenten moeten het resultaat van de participatie wel meenemen in de besluitvorming. Zijn er nieuwe inzichten of ideeën opgehaald? Zijn de bezwaren in kaart gebracht? Voor die wegingscriteria is nu nog weinig aandacht. Door minder focus op het “hoe” van de initiatiefnemers, hebben gemeenten meer tijd om hun eigen taken op het gebied van participatie in te richten.’
Inhoudelijke keuzes maken
Dit alles vraagt om meer inhoudelijke betrokkenheid en sturing van directie en MT. En heldere beleidskeuzes op directieniveau. Caenen: ‘Doordat de aandacht tot nu toe bij het moment van inwerkingtreding lag, is de langetermijnvisie op de Omgevingswet bij veel gemeenten uit beeld geraakt. Gemeentelijke omgevingsvisies zijn vaak een stapeling van apart beleid, in plaats van een integrale visie. Bij de ontwikkeling van een integrale visie komen gemeenten voor lastige keuzes te staan. Niet alles kan. Gemeenten hebben veel verantwoordelijkheden en beperkte menskracht. Als het oplossen van de woningnood prioriteit heeft, kan dit betekenen dat je andere onderwerpen los moet laten, bijvoorbeeld ruimtelijke regels over de bouwhoogte. Daarvoor zijn heldere beleidskeuzes nodig. Dat is lastig, want je wordt niet bij iedereen populair.’ Bontekoe vult aan dat het waardevol is om ‘de uitvoering’ te betrekken bij het maken van die keuzes. ‘Vraag Toezicht en Handhaving bijvoorbeeld welke regels ze nu al niet meer handhaven. Vaak komen daar geen rampen uit voort. Dat zijn de regels die je als eerste kunt schrappen.’
Nieuwe rol voor HR
Capaciteitstekorten bieden een ingang om over beleidskeuzes te praten. ‘Veel gemeenten worstelen met issues op HR-vlak’, aldus Caenen. ‘De Omgevingswet geeft een mooie aanleiding om in gesprek te gaan over wat je als gemeente wel en niet langer kunt doen. Omdat je er simpelweg de mensen niet voor hebt. HR is bovendien bij uitstek de afdeling die kan nagaan welke competenties nodig zijn. En daarna of de organisatie mensen zelf kan opleiden of juist moet gaan werven, wellicht op vernieuwende manieren. Van beleid en uitvoering vraagt dit actie om HR hierbij te betrekken, en van HR-afdelingen initiatief om bij dit soort veranderingen te ondersteunen.’ Bontekoe ziet bij gemeenten al pilots om het werkproces anders in te richten. Bijvoorbeeld via jobcarving, waar bekeken wordt welke werkzaamheden door welke functie gedaan kunnen worden op een zo effectief mogelijke manier.
Resultaat van implementatie
De verdere implementatie van de Omgevingswet, met de bijbehorende organisatieveranderingen, is een hele klus. ‘Maar zonder Omgevingswet lag deze uitdaging er ook’, stelt Bontekoe. ‘De Omgevingswet is niet de oorzaak van de stevige opgaven.’ Caenen vult aan: ‘Voorstander van de wet of niet, de Omgevingswet komt er. Zet het dus in je voordeel in.’ Met meer focus en een integrale aanpak is de Omgevingswet in te zetten als vliegwiel voor andere maatschappelijke en organisatorische opgaven. Dat vraagt centrale sturing door de directie.
Meer informatie
Als gemeente aan de slag met integrale implementatie van de Omgevingswet? Collega’s van BMC denken en werken graag mee. We ondersteunen onder meer bij het maken van een kansenanalyse, inrichting van de ambtelijke organisatie en verbetering van de samenwerking tussen domeinen en afdelingen. Neem voor meer informatie of een vrijblijvend gesprek gerust contact op met Evelyn Bontekoe Janssen of Jeanette Caenen of klik op onderstaande button voor meer informatie over onze dienstverlening rondom de Omgevingswet.