22 jan 2024

Kiezen voor universele jeugdpreventie: domeinoverstijgend werken aan kansengelijkheid

Kansengelijkheid is een belangrijk thema in de jeugdgezondheid, jeugdzorg en het onderwijs. In elk van deze domeinen wordt beleid gemaakt en onderzocht wat de effectiviteit hiervan is. De Hervormingsagenda Jeugd gaat uit van vertrouwen in en een versterking van de directe leefomgeving en daarmee van een gerichte en doordachte preventieve aanpak. Dat klinkt logisch, maar hoe doe je dit in de praktijk? BMC pleit voor meer inzet op preventie en een integrale aanpak. Want juist door samen te werken, kunnen we meer impact maken op de ontwikkelkansen van kinderen.

Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat in 2024 ongeveer 1 miljoen Nederlanders onder de armoedegrens leven. Ook het Mattheus-effect is hier van toepassing. Dit houdt in dat jeugdigen die een voorsprong hebben in bepaalde aspecten van het leven, zoals onderwijs of carrière, de neiging hebben om steeds meer voordelen te krijgen. Terwijl degenen met een achterstand het moeilijker vinden om die achterstand in te halen.

Sterke sociale, pedagogische basis

Het is dan ook niet zo raar dat preventie in de Hervormingsagenda Jeugd hoog op de lijst staat. De agenda benadrukt het belang van het versterken van de directe leefomgeving van kinderen. Dit zorgt voor een sterke sociale, pedagogische basis. Ouders met vragen over opvoeden en opgroeien kunnen daardoor meer bij elkaar en bij laagdrempelige voorzieningen in de wijk terecht, bijvoorbeeld op school of het schoolplein. Bij een sterke pedagogische basis zijn tal van partners betrokken, zoals scholen, kinderopvang, gemeenten, welzijnswerk en sportverenigingen.

Netwerkregie

Het is aan de gemeente om samen met al deze partners een aanpak voor een sterke pedagogische basis te ontwikkelen. Dit is bij uitstek een uitdaging die vraagt om netwerkregie. Alle partners hebben immers een gedeelde verantwoordelijkheid voor de vorming van deze pedagogische basis. Ook is het belangrijk dat gemeenten meer en gerichter inzetten op preventie én daarbij een andere benadering van preventie kiezen. Want een sterke pedagogische basis is belangrijk voor álle kinderen, niet alleen voor de kinderen waar het al minder goed mee gaat.

Vormen van preventieve jeugdhulp

Dat preventie bijdraagt aan een sterke pedagogische basis is dan ook duidelijk. Maar hoe geven samenwerkingspartners hier invulling aan? Preventief werken gebeurt op verschillende niveaus (zie bijvoorbeeld: Van preventie verzekerd). Twee belangrijke vormen van preventieve jeugdhulp zijn universele preventie en selectieve preventie:

  • Universele preventie richt zich op jeugdigen, opvoeders en hun gezinnen die geen verhoogd risico hebben op opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen. Doel van universele preventie is het verminderen van de kans op deze problemen en risicofactoren.
  • Selectieve preventie concentreert zich (ongevraagd) op gezinnen binnen risicogroepen. Deze vorm van preventie moet de opgroei- en opvoedsituatie van risicogroepen verbeteren via specifieke lokale, regionale en landelijke preventieprogramma’s. Het opsporen en toeleiden naar jeugdhulp is onderdeel van zo’n programma.

Bestaanszekerheid is de basis

Goede preventieve jeugdzorg is belangrijk, maar opzichzelfstaande maatregelen en interventies op afzonderlijke ‘eilanden’ lossen de zorgen van jeugdigen en gezinnen niet op. Recent onderzoek (Boemerangbeleid: Over aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en jeugdzorgbeleid, van Sharon Stellaard) laat zien dat aanpakken gebaseerd op selectieve preventie onvoldoende werken. Dit komt doordat de basis niet op orde is. Primaire behoeften zoals betaalbare woningen, gezondheidszorg en levensonderhoud worden onvoldoende vervuld. De bestaanszekerheid staat onder druk. Dit staat sociale ontwikkeling en zelfontplooiing in de weg én het vergroot de verschillen in kansen in het werkende en lerende leven van mensen.

Invloed van ‘de wijk’

Daarnaast speelt de wijk een belangrijke rol in de huidige problematiek. Het sociaaleconomische succes van huishoudens hangt sterk af van de leefbaarheid, de onderlinge verbindingen en de faciliteiten in wijken. Naast zaken als sociale basis, onderwijs, (jeugd)gezondheidszorg en economie zijn dit belangrijke factoren om rekening mee te houden. De wijk heeft grote invloed op het welzijn en de ontwikkelkansen van jonge mensen.

Selectieve preventie, met losse eilanden

De overheid richt zich veelal op selectieve preventie. Maatregelen en interventies beginnen vaak pas nadat problemen zijn ontstaan. Terwijl de signalen al eerder aanwezig, merkbaar en kenbaar waren. Daarnaast heeft elk domein of ‘eiland’ een eigen programma of subsidie voor selectieve preventie. Een voorbeeld is het Nationaal Programma Onderwijs, dat na de coronacrisis moest zorgen voor het inhalen van onderwijsachterstanden. Vaak hebben deze programma’s of subsidies hetzelfde doel en dezelfde doelgroep (kinderen, met of zonder achterstand). Toch ontbreekt een samenhangende aanpak veelal.

Bestaande vormen van universele preventie beter benutten

Ook algemene vormen van samenleven hebben een preventieve rol en zijn onderdeel van de pedagogische basis. Denk aan voorzieningen als peuterspeelzalen, de jeugdgezondheidszorg en het onderwijs. Daarin doen kinderen allerhande kennis en vaardigheden op die hen helpen hun leven te kunnen leiden. Zo bezien kun je stellen dat de samenleving al verschillende vormen van (universele) preventie kent. Bijvoorbeeld een integraal kindcentrum, waarin elk kind zich op zijn eigen manier passend kan ontwikkelen. Ook in een speeltuin of buurthuis leren kinderen zich al spelend of knutselend tot elkaar te verhouden en met elkaar iets op te bouwen. Tegelijkertijd staan deze voorzieningen onder druk door personeelstekorten en een tekort aan middelen. Dit komt ook naar voren uit een onafhankelijk onderzoek dat BMC op verzoek van Jantje Beton deed naar de toekomst van georganiseerde speeltuinen.

Versnipperde aanpak van kansenongelijkheid

Ook de inzet om kansenongelijkheid weg te nemen is nog te versnipperd. De overheid investeert in onder andere consultatiebureaus en jeugdzorgbeleid. En in het onderwijs investeert de overheid in voor- en vroegschoolse educatie, onderwijsachterstanden en recent in praktische zaken zoals schoolontbijt, schoollunches en de rijke schooldag. Het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) is de eerste stap om verschillende regelingen samen te voegen en samenhang aan te brengen als het gaat om het verkleinen van gezondheidsverschillen. Maar ook hier is sprake van versplintering, zoals BMC adviseur Bas van der Heijden al eerder beschreef.

Meer inzet op universele preventie

Selectieve preventie en losse maatregelen volstaan dus niet om de omstandigheden waarin jeugdigen opgroeien fundamenteel te verbeteren. Welke aanpak draagt dan wél optimaal bij aan de ontwikkelkansen van kinderen? Welke gecombineerde interventies kunnen we inzetten voor een gezonde, veilige en kansrijke ontwikkeling van kinderen? Belangrijk is om te kijken naar de samenleving als geheel en meer in te zetten op universele preventie. Geen preventieve acties vanuit afzonderlijke domeinen, maar preventie aan de voorkant over alle domeinen heen in één samenhangende aanpak.

Preventieparadox

De ideale preventieve aanpak is geënt op vroegtijdige signalering. Dit wordt onderbouwd door de zogenaamde preventieparadox, bedacht door de Britse epidemioloog Geoffrey Rose. De preventieparadox laat zien dat het soms beter is om maatregelen te nemen voor een hele groep mensen dan voor enkele individuen. Bijvoorbeeld wanneer sprake is van een bepaalde ziekte waarbij de meeste mensen slechts een laag risico hebben om de ziekte te krijgen. Deze groep mensen kan toch zo groot zijn dat ze samen het merendeel van de gevallen veroorzaken. Om het totale aantal gevallen te verminderen, kan het nuttig zijn om niet alleen te kijken naar mensen met een hoog risico en juist maatregelen te nemen voor de hele groep.

Grote voordelen op langere termijn

Hoewel nog onvoldoende toegepast, is het nut van universele preventie onbetwist. Dankzij hoogleraar economie James Heckman weten we dat de ‘return on investment’ het grootst is als we op zo vroeg mogelijke leeftijd investeren in de ontwikkeling van kinderen. Universele preventie heeft een grote positieve impact op een gezonde, veilige en kansrijke ontwikkeling van jeugdigen. Het verkleint de behoefte aan aanvullende hulp in de kinder- en tienerjaren en kan ernstige probleemsituaties voorkomen. Deze vorm van preventie bevordert de gezondheid, opleidingskansen en de kansen op de arbeidsmarkt op latere leeftijd. Dit werkt sterk door in generaties en in andere domeinen, zoals inkomen en uitkeringen.

Omschakeling

De overgang naar een overkoepelend beleid voor universele preventie is niet eenvoudig. De opbrengsten van zo’n verandertraject zijn lastig meetbaar en worden pas op de langere termijn zichtbaar. Een belangrijke eerste stap is meer onderlinge afstemming tussen de partners in het sociaal domein. Door samenwerking via elkaars kanalen en faciliteiten kunnen programma’s voor optimale ontwikkelkansen in de wijk, het onderwijs en de jeugdzorg elkaar versterken. Om samenhang aan te brengen in de aanpak van preventie moeten de partners ook met de gemeenten optrekken. De uitdaging voor gemeenten is om de blik op de langere termijn te richten, ver over collegeperiodes heen.

Concrete opgaven en programma’s

BMC moedigt domeinoverstijgende samenwerking voor universele jeugdpreventie aan. We investeren in domeinoverstijgende bijeenkomsten, voeren analyses uit en hebben een interne kennisbank. We werken al op meerdere plekken met opdrachtgevers aan samenhangende vraagstukken die bijdragen aan optimale ontwikkelkansen van kinderen. Hieronder een aantal van deze opgaven en programma’s: 

  • Uitwerking van Gezond Leven Actief Akkoord (GALA) en brede SPUK. Hierbij bundelt één brede uitkering alle financiële middelen van de gemeente voor preventietaken.
  • Ontwikkeling van kansengelijkheidsbeleid bij verschillende gemeenten. Denk aan het ontwikkelen van een samenhangend beleid tussen onder andere Integrale Kindcentra (IKC), Voor- en vroegschoolse educatie (VVE), centering parenting, en rijke schooldag.
  • Ontwikkeling van business cases bij preventiemaatregelen van gemeenten, waarbij de kosten voor de baten uitgaan.
  • Ontwikkeling van een Manifest voor kansengelijkheid voor kinderen en jongeren voor nabijgelegen gemeenten, schoolbesturen en kinderopvangorganisaties.
  • Het ‘Kansrijke start’-actieprogramma: werken aan lokale coalities.
  • ‘Met andere ogen’, een samenwerking tussen jeugd-, onderwijs- en zorgorganisaties.
  • ‘Preventie met gezag’, bij diverse gemeenten.

Meer weten?

Bij al deze universele preventieprojecten en -programma’s werken we samen met bestuurders en uitvoerders. Dat doen we op op alle niveaus en vanuit meerdere domeinen tegelijkertijd: jeugd, onderwijs, zorg en gemeenten. We werken vanuit cocreatie en zoeken telkens de verbinding. Meer weten? Neem voor meer informatie of een vrijblijvend gesprek contact op met Liesbeth Sturing of Peter Hulsen.

Liesbeth Sturing Jeugdhulp managing consultant, expert verbinding onderwijs jeugdhulp 06 - 53 41 87 38 Bekijk profiel
Peter Hulsen managing consultant Jeugd & Onderwijs 06 - 11 88 26 60
BLOG JEUGD-EN-ONDERWIJS

Gerelateerde artikelen