16 dec 2022

Bij design for all is niemand meer gehandicapt

Gemeenten, provincies en rijksoverheid moeten aan de slag met het VN-verdrag Handicap. Een uitdaging, want voor blijvende verandering moet je anders kijken, denken en doen. In deze blogreeks geeft April Ranshuijsen, adviseur en projectleider inclusie bij BMC Advies, inzicht in drie belangrijke randvoorwaarden. Deze tweede blog gaat over het begrip ‘design voor all’, ofwel een maatschappij waarin de tweedeling tussen gehandicapt of niet gehandicapt helemaal niet hoeft te bestaan.

Hoewel het voor velen van ons alweer lang geleden lijkt, weten we het allemaal nog: coronatijd. Gezellig bij vrienden op bezoek, cultuur opsnuiven in een museum of theater of bijkletsen met je collega’s, kon niet meer. Wat overbleef: een wandeling, op anderhalve meter afstand van elkaar. Nu alles sinds maart 2022 weer open is, genieten we weer als vanouds met volle teugen van het leven. De vanzelfsprekendheid van overal kunnen gaan en staan is terug. Het doet ons zichtbaar goed.

Iedereen beperkt

In diezelfde coronatijd, tijdens de lockdowns, had ik regelmatig online contact met mensen met een beperking. Het maakte niet uit of iemand rolstoelgebonden is, een verstandelijke beperking heeft of zich verplaatst met een blindenstok. Allemaal benoemden ze dezelfde gewaarwording: opeens zijn mensen met en zonder beperking gelijk. We kunnen allemaal nergens aan meedoen. Het grootste deel van Nederland heeft nu zelf ervaren hoeveel impact dit heeft. De hoopvolle vraag die we elkaar steevast aan het einde van zo’n online gesprek stelden: zal na de lockdown het besef dat een toegankelijke samenleving belangrijk is beklijven?

Gescheiden werelden

In mijn eerste blog vertelde ik al dat een beperking individueel is en dat de inrichting van de omgeving de mate bepaalt waarin een beperking daadwerkelijk een handicap wordt. Nu we weer volop met z’n allen aan het samenleven zijn, worden deze gescheiden werelden weer pijnlijk zichtbaar. Dat scheiden van de werelden van de beperkte en niet-beperkte mens, begint al in de kindertijd. Kinderen met een beperking – auditief, visueel, motorisch, verstandelijk, of een andere vorm gaan nog steeds vooral naar aparte scholen. Dat levert natuurlijk voordelen op: gespecialiseerde kennis, goede ondersteuning en minder kans op pesten. Toch is er een grote keerzijde: deze kinderen groeien gescheiden op van de rest van de samenleving. Zij krijgen onbewust de boodschap dat ze afwijkend zijn en er niet echt bij horen. Bovendien is het vinden van aansluiting bij buurtgenootjes buiten schooltijd lastig als je elke dag met een taxibusje vroeg wordt opgehaald en laat wordt thuisgebracht.

Jong geleerd, is oud gedaan

Kinderen zonder beperking leren zelden omgaan met kinderen die anders zijn. Zij missen de gezamenlijke beleving van interesses, gevoelens en toekomstdromen. Door de gescheiden werelden waarin we onze kinderen laten opgroeien ontnemen we hen belangrijke en waardevolle ervaringen in hun ontwikkeling. Eenmaal volwassen is het zonder die ervaringen lastiger je collega of buur met een beperking als gelijke te zien. Ik zie dit mechanisme op de werkvloer bij organisaties waar ik kom. Aannames over intensieve begeleiding, ziekteverzuim en verminderde geschiktheid voor taak of functie. Dit resulteert in weerstand en angst om iemand met een beperking aan te nemen. En ongemak in houding en communicatie – vanuit onwetendheid – tegenover collega’s met een beperking. Het langetermijngevolg van hoe we onze samenleving hebben ingericht.

Inclusieve samenleving

Uit bovenstaande blijkt dat toegankelijkheid en inclusie om meer gaat dan aanpassingen in de openbare ruimte zoals een hellingbaan, geleidelijnen of een lift. Het gaat over alles waar we in ons dagelijks leven mee te maken hebben: onderwijs, sport, relaties, recreatie, vervoer, werk, wonen. Alles hangt samen en werkt op elkaar door. Zoals in ieders leven.

Van oudsher zijn we – goed bedoeld – een weg ingeslagen die gescheiden werelden creëert. Dat betekent dat we voor een omslag naar een echt inclusieve samenleving ingeslepen denk- en handelswijzen moeten doorbreken. Een belangrijke verandering daarbij is: bij alles wat we doen uitgaan van ‘universeel ontwerp’. Het toetsen op inclusiviteit van bestaand en nieuw beleid, aanpassingen in de openbare ruimte, aanbestedingstrajecten en bouwen of renoveren van publieke gebouwen moet zorgvuldig gebeuren en een plek krijgen in de hele organisatie. 

Universeel gebruik

Het is een misverstand dat een universeel ontwerp vooral bedoeld is voor mensen met een beperking. We doen namelijk echt veel meer mensen een plezier als we ontwerpen voor iedereen. Denk bijvoorbeeld aan informatie die steeds meer wordt geschreven in taal op B1- niveau. Oorspronkelijk bedoeld voor laaggeletterden of anderstaligen. Maar ook veel Nederlanders, inclusief die met een universitaire studie, vinden deze informatie erg prettig lezen. Datzelfde geldt voor het gebruik van verduidelijkende plaatjes in plaats van lappen tekst. Of ondertiteling bij filmpjes op internet. Niet alleen slechthorende en dove mensen kunnen hierdoor ook een verhaal of informatie volgen, maar half Nederland blijkt het fijn te vinden om het geluid even uit te kunnen zetten. Ouders met kinderwagens, je collega die tijdelijk op krukken loopt of in een rolstoel zit, allemaal zijn ze opeens heel blij met een lift, een goede hellingbaan of egaal gelegde stoeptegels.

Design for all wordt de toekomstige standaard voor de manier waarop we onze maatschappij praktisch inrichten. Ook dit is een onderdeel van een inclusie-agenda, waarover ik het in mijn volgende blog ga hebben. Hoe stel je als gemeente zo’n inclusie-agenda op? Alvast een tip van de sluier: ervaringsdeskundigen erbij betrekken is een must!

Over de auteur

April Ranshuijsen ondersteunt als projectleider en adviseur inclusie gemeenten, provincies en de rijksoverheid. Ze helpt organisaties bij diversiteit- en inclusievraagstukken en bij het maken en uitvoeren van inclusief beleid. April is vooral bekend als expert en inspirator op gebied van het VN-verdrag Handicap. In Nederland is het nog lang niet altijd vanzelfsprekend dat mensen met een beperking gelijkwaardig kunnen deelnemen. Dit werkt kansenongelijkheid in de hand. April is naast adviseur voor BMC ook gemeenteraadslid in Nijmegen. Ook is ze zelf ervaringsdeskundige als het gaat om inclusie, doordat ze vanwege een spierziekte in een rolstoel zit.

April Ranshuijsen Sociaal domein managing consultant 06 - 23 35 44 61
BLOG SOCIAAL-DOMEIN SOCIAAL-DOMEIN ORGANISEREN-IN-HET-SOCIAAL-DOMEIN INCLUSIEVE-STEDEN VERSTERKEN-SOCIALE-BASIS DIVERSITEIT-EN-INCLUSIE

Gerelateerde artikelen